Ruim dertig jaar zit er tussen Marc Reugebrinks tweede (Wade, 1991) en derde dichtbundel, het recent verschenen Om honing gaat het niet. In de tussenliggende periode publiceerde hij romans en essays. Dat de poëzie in het verlengde van zijn proza ligt, is merkbaar aan het parlando van de gedichten, het verhalende. Daarmee is overigens niet gezegd dat Reugebrinks poëzie bestaat uit afgebroken prozazinnen, daarvoor is het eenvoudigweg te geconcentreerd. De gedichten zijn wel vertellend, maar ze zijn ongemerkt heel knap geconstrueerd. Elk woord staat op de juiste plek.

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.