In het hart van Het einde van de poëzie, de nieuwe dichtbundel van Mark Boog, staat een titelloos gedicht dat louter uit losse woorden bestaat. Er staat een handjevol gewone woorden in (brok, dood, cirkelzaag, haarvat), enkele woorden die je minder vaak hoort en die soms aan zegswijzen doen denken (duimbreed, kushand, schouderstuk, breekwater), maar de meeste zijn neologismen, soms een tikje woordspelig (wiskunst, doofspraak, zonderlijst, letterwet).

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.