Pablo Neruda was niet alleen een volbloed dichter, maar ook een volbloed politicus. Als student in Santiago droeg hij het hart al duidelijk links en vertoefde hij bij voorkeur in linkse tot uiterst linkse, liefst anarchistische kringen. In de jaren 30 was hij als Chileens consul op post in het door een rauwe burgeroorlog verscheurde Spanje, waar de republikeinen het moesten opnemen tegen de door nazi-Duitsland gesteunde falangisten van Franco. Verscheidene van zijn kennissen en vrienden – Federico García Lorca is ongetwijfeld de bekendste – werden door Spaanse fascisten vermoord. Neruda zag dat het vooral de communisten waren die weerwerk leverden tegen Franco en de zijnen, hij was van mening dat alleen de communisten het fascisme zouden kunnen tegenhouden. Het zaadje van het communisme begon in hem te kiemen. Bovendien leerde hij in Spanje zijn tweede echtgenote kennen, Delia del Carril, die de marxistische klassiekers beter kende dan hij zelf. Hij koos partij voor de republikeinen en kon dus niet als ‘onpartijdige’ vertegenwoordiger van de overheid op post blijven. Via enige omwegen keerde hij naar Chili terug. Het zou nog tot juli 1945 duren alvorens hij daar formeel lid werd van de communistische partij. Hij werd meteen tot senator verkozen voor de noordelijke provincies Tarapacá en Antofagasta.

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.