Naar aanleiding van de Poëzieweek schreef ik op vraag van Poëziecentrum een Inspiratiegids poëzie voor anderstaligen. Dankzij de inbreng van Erika Schoonjans (leraar NT2 bij Ligo), Leen Gaublomme (begeleider Oefenkansen bij Amal) en de coördinatie van Sieglinde Vanhaezebrouck (Poëziecentrum) kwamen we tot een lijvige bundel lestips die je online kan aanvragen. Samen met Erika, Leen en Ligo-collega Hilde Simoens sta ik nog even stil bij het belang van poëzie in de NT2-klas.

Ik hoor vaak, en ik denk dat veel dichters dit zullen herkennen, dat poëzie moeilijk is. Ik hoor het van vrienden, familieleden, cursisten en zelfs mensen die ik voor het eerst ontmoet nadat ze horen dat ik dichter ben. Nochtans wordt er voor mijn edele bezigheid steeds bewondering geuit, al zou dat ook met sociale geplogenheden te maken kunnen hebben.

Ik hoor vaak, en ik denk dat veel leraren dit zullen herkennen, dat Nederlands moeilijk is. Is het de of het? Waar in de zin staat het werkwoord? Wanneer gebruiken we er? Het zijn maar enkele van de vragen waarmee anderstalige nieuwkomers worstelen. Waarom zouden we hen dan nog lastigvallen met zoiets als gedichten? Poëzie is al moeilijk genoeg, laat staan voor degenen die de taal nog niet machtig zijn.

Cursisten LIGO Gent-Meetjesland-Leieland

Laat ik eens niet, zoals terecht gangbaar is in het NT2-onderwijs, vertrekken vanuit de cursist, maar de leraar centraal stellen. Wie lesgeeft aan analfabeten of cursisten 1.1 en 1.2 (ERK A1–A2), hangt heel sterk vast aan het inoefenen, soms zelfs drillen van de basisstructuren in het Nederlands: onderwerppersoonsvorm-extra informatie. Leraren NT2 worden dan geacht de les interactief te houden door middel van werkvormen en differentiatie. Daar sluipt routine in. Na een tijd ook sleur?

Erika Schoonjans en Hilde Simoens vinden alvast van niet. Voor Ligo-cursisten is grammatica sowieso zeer abstract, waardoor die ook niet voorop staat in de lessen. Communicatie en zelfredzaamheid zijn in die zin veel belangrijker. Hilde is intussen bezig aan haar 25e jaar lesgeven en probeert het nog steeds voor zichzelf boeiend te houden. Het gebruik van poëzie helpt daar zeker bij. Anderstalige nieuwkomers vormen een zeer dankbaar publiek, waarbij je min of meer al op maat werkt, wat iedere les weer anders maakt dan de andere.

Ik vermoed dat de meeste leraren al op zoek gaan naar manieren om buiten de klassieke cursus te treden. Nieuwsartikels op maat van het publiek, bijvoorbeeld te vinden in de Wablieft-kranten en online op Nedbox, kunnen een les al heel wat dynamischer maken. Ik denk dat poëzie een mooie aanvulling kan betekenen bij de cursus.

Het spreekt voor zich dat Erika, Hilde, Leen en ik affiniteit hebben met poëzie en er bijgevolg sneller mee aan de slag zouden gaan. Toch denken we dat het ook voor de leraar soms een kwestie van wennen is. Erika had bijvoorbeeld zelf vooroordelen over poëzie en ging ervan uit dat gedichten te moeilijk waren, maar door de methodiek Samen Lezen heeft ze die toch grotendeels laten varen. Nu zit ze op school in de werkgroep Leesplezier en gaat ze ook met gedichten aan de slag:

doe mij maar een gedicht

het is een tekstje
kort
waar je blijboosbang van wordt
elk woord mag er zijn
alle letters kunnen klein
een zin die je begint
kun je laten

doorgaan op een nieuwe regel

niks is fout
en rijmen niet verplicht

een gedicht
is vakantie van taal

geen punt

Annemarie van den Brink

(uit Dichter, nummer 26, Plint 2023)

Een gedicht hoeft dus zeker niet moeilijk te zijn om te kunnen boeien. Vaak zijn gedichten gelaagd, zoals het einde van het gedicht hierboven, maar is het ook niet nodig om alles te begrijpen. Het gaat veeleer om het aannemen van een andere leeshouding, waarbij je stilstaat bij woorden, associeert en geniet (stel je voor!). Een welgekomen adempauze voor zowel leraar als cursist, lijkt me. Waar artikels informeren en overtuigen, zal een gedicht sneller emotioneren en je fantasie prikkelen.

Leen ziet dat ook gebeuren bij haar groepen. Hoewel poëzie zelden is opgebouwd uit volzinnen die perfect de grammatica volgen, komen de boodschap en emotie vaak beter over. Het doet haar denken aan een conversatie met een van haar cursisten die als moedertaal Russisch had. Die was werkelijk verbaasd over de hoeveelheid speelruimte die Nederlandstalige dichters zich aanmaten. Het contrast met de Russische poëzie die zij kende was zeer groot, aangezien die veel meer aan bepaalde regels moet voldoen, bijvoorbeeld wat metrum betreft. Dat voelde zeer bevrijdend aan.

NT2-docente Erika Schoonjans (c) LIGO Gent - Meetjesland - Leieland

Dat wil echter niet zeggen dat een gedicht niet functioneel ingezet kan worden. Uiteindelijk draait het nog steeds om taal(verwerving). Poëzie maakt vaak gebruik van rijm, ritme en herhaling, wat het voor cursisten gemakkelijker maakt om woorden en zinnen te onthouden. Die muzikale kwaliteiten van poëzie kunnen daarenboven helpen bij het versterken van taalstructuren en uitspraak. Gedichten zijn daarnaast vaak kort en bevatten geconcentreerde taal. Daardoor komen de cursisten in contact met nieuwe woorden en uitdrukkingen zonder dat ze overweldigd worden door een teveel aan tekst. Dat maakt poëzie toegankelijk en behapbaar, ook voor beginners.

Al moeten we daar een kleine kanttekening bij maken. Absolute beginners hebben uiteraard de taal nog niet om poëzie te lezen, laat staan te schrijven. Je hebt bovendien nog veel verschillen tussen NT2-leerders onderling. Je hebt mensen die in hun thuisland (al dan niet) lang scholing hebben genoten, maar evengoed andersgealfabetiseerden die het Latijns schrift nog moeten leren of analfabeten die nog moeten leren lezen en schrijven. Dan is het vrijwel onmogelijk om al met gedichten te werken in de klas.

Volgens Leen mogen we echter niet te snel opgeven. Poëzie is immers naast woorden ook iets visueels en muzikaals. Als de taal er nog niet is, zou je al wel met klank of beeld aan de slag kunnen, door bijvoorbeeld de cursisten een tekening te laten maken of te laten bewegen op muziek. Volgens haar is het vooral belangrijk dat alle profielen in contact komen met alle soorten taal. Ook Hilde kaart aan dat sommige van haar cursisten zich moeilijk kunnen inleven in het lyrische ‘ik’ van veel gedichten, maar dat zij zich dan veeleer concentreert op de vorm en het ritme. Een tip: als je je aan poëzie waagt, doe het dan met overgave.

Leen Gaublomme (c) Amal vzw Gent

Omdat een gedicht vaak het concrete met het universele verbindt, leent het zich volgens mij dan weer goed als herhalingsopdracht. De meeste NT2-cursussen werken immers thematisch, bijvoorbeeld met de onderwerpen eten en drinken, vervoer, vrije tijd en werk. Je zou poëzie dan in theorie bij de laatste fase van het ABCD-model van Neuner(1) kunnen laten aansluiten, de taxonomie van Bloom(2) of als je wil de Europese onderwijsdoelen omtrent geletterdheid: ‘het vermogen doeltreffend te communiceren en contact te leggen met anderen, op een passende en creatieve manier.’

Een concrete toepassing kan zijn dat cursisten na elk hoofdstuk een elf (3) lezen en/of schrijven vertrekkende vanuit het thema dat aan bod is gekomen. Aangezien de elf in se een sjabloon is van elf woorden, kan je er zelf al enkele invullen om het stap voor stap geleidelijk aan moeilijker te maken. In het begin vraagt dat wellicht meer begeleiding, maar ook dat is een kwestie van herhaling. Het biedt de cursisten de mogelijkheid om met de nieuwe structuren, woorden en vormen te experimenteren. Het kan hun zelfvertrouwen vergroten en zal in ieder geval de les een stuk leuker maken. En dan maakt het niet uit als er eens geen punt staat.

Mag het soms ook gewoon leuk zijn? Wie lesgeeft aan anderstaligen heeft wellicht al gehoord van taalriedels en misschien al gebruik gemaakt van het cursistenboek Riedel en Ritme (Acco, 2005) waarin alledaags taalgebruik in de vorm van dialogen ritmisch wordt aangeboden. Erika en Hilde zijn alvast overtuigd van de waarde ervan en ook in mijn lessen hadden de riedels een vaste plek, mede omdat de cursisten het zo leuk vonden. We mogen niet vergeten dat Nederlands zowel bij jongeren als volwassenen soms een negatieve associatie heeft door de omstandigheden waarin ze les volgden, zoals het verplichte karakter ervan. Inzetten op leesplezier en leuk materiaal is daarom geen overbodige luxe.

Als leerkracht (en zeker in het NT2-onderwijs) ben je echter niet enkel iemand die kennis overdraagt, maar ook een vertrouwenspersoon, en voor sommigen zelfs het eerste en enige aanspreekpunt. Anderstalige nieuwkomers worden immers overspoeld door nieuwe informatie. Zij moeten zien te navigeren door allerlei administratieve procedures, worden geacht zo snel mogelijk een job te vinden en dan hebben we het nog niet gehad over de vele ongeschreven regels waarmee zij plots te maken krijgen. De schoolomgeving vormt dan voor velen een oase van rust. Die biedt namelijk perspectief en continuïteit. Hilde toont het graag aan met een foto die zij van een cursist ontving met de tekst: ‘Nederlands verbetert je humeur en verlicht stress.’

Poëzie deelt dat kenmerk van rust en niet alleen door de bladspiegel. Ze vertraagt, nodigt lezers uit om te reflecteren en persoonlijke gevoelens te verkennen. Dat kan een welgekomen hulpmiddel zijn bij het uiten van de eigen ervaringen en de mogelijk complexe emoties omtrent het migratie- en/of integratieproces van de cursisten. Vervolgens kan de bespreking van een gedicht het samenhorigheidsgevoel versterken en, in het beste geval, de spreekdurf vergroten. De goede verstaander zal zien dat er zo al veel basiscompetenties ingeoefend worden. Wie tot slot niets moet weten van leerplannen, laat zich misschien toch overtuigen door deze woorden van Herman de Coninck: ‘precies de nutteloosheid van poëzie is een protest tegen al wat in deze wereld aan de orde is.’

Hoe? Neem een kijkje in onze lestips voor het NT2-onderwijs. Erika is alvast grote fan van de elf, omdat de werkvorm veel differentiatie toelaat, gestructureerd en visueel ondersteund kan worden en steevast verrassende resultaten oplevert. Leen verwacht dan weer mooie resultaten met de oefening rond stokfiguren, die ook vertrekt rond het thema van de Poëzieweek: Lijfelijkheid. En nog een last-minute idee van Hilde: laat de cursisten hun handen beschilderen en een afdruk nalaten op een groot papier. Voor elke vinger verzin je een woord op basis van de volgende vraag: wat kan je allemaal met je handen doen? Een gedicht schrijven, om maar iets te noemen.

BRONNEN

* VRT: Talenkennis Vlaming dan toch niet zo fenomenaal
* Het Begin met taal: Tweede taal leren gaat beter als je binnen en buiten de les oefent
* Taal aan Zee: ABCD-model
* Onderwijsdoelen: uitgangspunten
* Schrijven online.org: Het elfje, wat was het ook alweer?
* Riedels en ritme: Vlaamse taalriedels
* Poëzieweek: Lessuggesties

NOTEN

1. De oefeningentypologie van Neuner beschrijft de ideale opbouw van oefeningen in het (communicatieve) taalonderwijs. Ze onderscheidt in die opbouw vier fasen. Deze fasen zijn opgebouwd van receptief via reproductief naar productief. Ook bouwen ze op van gesloten naar open en van voorspelbare naar onvoorspelbare oefeningen. Bron: https://taalaanzee.nl/wp-content/uploads/2020/04/ABCD-model.pdf
2. De taxonomie van Bloom is een theoretisch kader waarbij denkvaardigheden van eenvoudig naar complex en kennisvormen van concreet naar abstract worden weergegeven. De taxonomie vormt de basis van de nieuwe eindtermen secundair onderwijs. Bron: https://www.ovsg.be/onze-themas/leerplannen-didactiek/ secundair-onderwijs/didactische-ondersteuning/evalueren-feedback-geven/ taxonomie-bloom-basis-eindtermen-en-les
3. Een elf moet uit elf woorden en vijf regels bestaan. Op de eerste regel van een elf staat slechts één woord. Op de tweede regel staan twee woorden, op derde regel drie woorden, op de vierde regel vier woorden en op de vijfde regel staat weer één woord. De laatste regel moet het gedicht samenvatten in één woord. Bron: https://schrijvenonline.org/nieuws/een-elfje-wat-was-het-ook-alweer