In Het gelukkige schrijven (2015) merkt Kees ’t Hart op dat hij in zijn schrijven ‘de mythe van Orpheus, van de terugkeer, in stand wil houden: ‘keer op keer wil ik de onderwereld ingaan, beseffend dat mijn taak onmogelijk is, ik kan niet overwinnen wat onoverwinnelijk is.’ Deze orfische inzet uitte zich in zijn oeuvre over het algemeen in een levenslustige stijl, die hij ‘gelukkig schrijven’ noemt en metaforisch in het bevrijden van door hem bewonderden als Elvis Presley, Franciscus van Assisi, Walt Whitman, Betje Wolff en anderen uit hun biografische, historische kaders. Hij roept hen en hun werk ‘tot leven’. In Het vogelkerkhof komt de genoemde thematiek tot volle bloei.

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.