De poëzie van Anna Enquist verdeelt al jarenlang de literaire kritiek, vooral dan in Nederland. Sommige recensenten zijn verguld over de pogingen van de auteur om belangrijke menselijke en maatschappelijke thema’s op een publieksvriendelijke manier aan te kaarten. Andere critici herleiden daarentegen elke nieuwe bundel van haar hand resoluut tot artificieel maakwerk of, omgekeerd, tot goedkope emotionaliteit. Volgens dit type critici ontbreekt het deze gedichten zowel aan diepgang als aan complexiteit. Het is een ongemeen hard en onrechtvaardig oordeel, dat allicht mee is ingegeven door de grote populariteit van Enquist als dichteres. Daarmee staat ze in het rijtje van schaarse poëten (zoals Kopland, Herzberg, Tellegen of De Coninck) van wie het werk telkens weer wordt herdrukt en gebloemleesd.

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.