Over het lijden hadden ze het nooit mis, / de Oude Meesters’ – zo begint, in de vertaling van Han van der Vegt, een van de meest bekende gedichten van Wystan Hugh Auden, over een bezoek aan het Brusselse Musée des Beaux Arts. De waarheid in kwestie die deze schilders volgens Auden uitdrukten, was hoe onverschillig de rest van wereld telkens weer stond tegenover individuele catastrofes, hoe het ‘gruwelijkste martelaarschap’ in een afgelegen hoekje plaatsgrijpt, terwijl ‘het paard van de beul / zijn onschuldig achterwerk schurkt tegen een boom.’
Dit artikel is enkel voor abonnees
Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.