De nieuwe bundel Kopwolven van Martin Knaapen (1964) voelt als de slapeloze nacht van een man die met zijn woede en ouderdom in de knoop ligt. In de loop van vier delen – ‘grom’, ‘groei’, ‘besef’ en ‘zijn’ – maken zeurende ergernissen langzaam plaats voor zingende merels.
Dit artikel is enkel voor abonnees
Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.