Omdat de cover een afbeelding toont van een prop papier in de vorm van een vogel, én omdat ik Idwer de la Parra door zijn debuut Grond ken als een geserreerde en vooral heel originele schrijver van natuurpoëzie, was ik geneigd de titel Vlerk – van zijn onlangs verschenen tweede bundel – te lezen als: vleugel. Ik dacht: ah, van de grond gaan we nu de lucht in, én van de flora gaan we nu richting de fauna. Wie de bundel opent en het titelgedicht leest, ziet zich meteen op het verkeerde been gezet, want de eerste regels luiden: ‘Dit stoort me, ze schreef me / en noemde me vlerk’. O, het is niet vleugel, maar vlegel, dacht ik meteen. Wordt dit een bundel vol zelfonderzoek en relationele poëzie?

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.