Komend academiejaar bekleedt Marlene van Niekerk de leerstoel ‘Zuid-Afrika: talen, literatuur, cultuur en maatschappij’ aan de Universiteit Gent. De auteur van ook binnen het Nederlandse taalgebied bekend geworden romans als Triomf en Agaat weet dat de opdracht veelomvattend is en wijst direct op een aantal beperkingen ter zake.

MARLENE VAN NIEKERK werd geboren in 1954 in de Overberg, Zuid-Afrika. Ze studeerde (talen, filosofie, culturele antropologie) aan de universiteiten van Stellenbosch en Amsterdam, en doceerde filosofie (Unisa), Afrikaans en Nederlands (Wits), creatieve schrijfkunde (Stellenbosch). Ze is de auteur van twee bundels korte verhalen, twee romans en vijf dichtbundels. Eredoctoraten ontving ze van de universiteiten van Tilburg en Stellenbosch. Sinds haar pensionering einde 2019 woont ze in Nederland. De dichtbundel Kaar zal in Nederlandse vertaling verschijnen in 2024.

Marlene van Niekerk (c) Henda Strydom

MVN Ik weet niet méér dan wie het nieuws over Zuid-Afrika in de media volgt. Ik ben geen academisch gespecialiseerde expert op het gebied van geschiedenis, sociologie of politieke wetenschap. Als historisch bevoorrechte persoon zijn bovendien mijn ervaringen en observaties beperkt. De omschrijving van de leerstoel schuift de normatieve idee naar voren van de zogeheten ‘rainbow nation’, die tezamen met de idee van Ubuntu als sociaal en ethisch richtinggevend gold tijdens de overgang van het apartheidsregime naar een democratisch bestel in 1994. Wat niet in de omschrijving naar voren komt, is de context van de asymmetrische, toenemend centralistisch georganiseerde macht en de bijbehorende nationalistische ideologie van het ANC, die de ware, zelfzuchtige belangen van de machtige elite camoufleert.

JVH Heel optimistisch klinkt dit niet…

MVN De incompetentie en het gebrek aan politieke daadkracht van de regering verhinderen de uitvoering van de in de grondwet vastgelegde maatschappelijke directieven. De moeizaam verworven democratie is een eenpartij-democratie geworden, vervreemd van het grootste deel van de bevolking. De droom van vrijheid is door het falen van het rechtssysteem ontaard in een ‘free for all’ voor lokale criminelen, voor louche ondernemers uit alle delen van de wereld en voor internationale misdaadkartels die vaak, in ruil voor smeergeld, politieke bescherming genieten. De reden voor het falen van het staatsbestel is de groteske zelfoverschatting van de regerende partij. Zo blijft Zuid-Afrika onaantrekkelijk voor bonafide investeerders en is het, net als in de rest van Afrika, juist zeer aantrekkelijk geworden voor autoritaire regimes als Rusland en China. Die bieden aan dominante partijen maar al te graag diensten en middelen aan in ruil voor concessies voor het ontginnen van grondstoffen en edel- en zeldzame metalen, en verzekeren zich meteen geopolitiek en militair van een strategisch houvast in Afrika.

JVH Het is duidelijk dat weinig verwacht kan worden van het ANC.

MVN Het ANC is heden ten dage grotendeels een crimineel syndicaat dat bestaat uit een aantal elkaar bestrijdende elite-facties die gemeen hebben dat ze zich nog steeds beroepen op het narratief van lijden, heldendom en de vrijheid die bevochten werd. Door cliëntelisme en beschermheerschap en daarmee gepaard gaand een straatarme en politiek onmondige bevolking kan het ANC dit verhaal blijven verkopen bij verkiezingen. Zo wordt het feit gecamoufleerd dat het als regerende partij collectief en individueel gekenmerkt wordt door nietsontziende zelfverrijking en corruptie, onbeteugelde leugenachtigheid en geweld tussen de verschillende facties, waardoor de laatste jaren tal van politici van de lagere rangen werden vermoord. Dat maakt dat de Zuid-Afrikaanse bevolking, globaal gezien maar vooral dan onder de lagere-inkomensgroepen, in toenemende mate gebukt gaat onder angst, woede en wantrouwen. Daartegenover heb je een bovenlaag die uitpakt met materieel bezit, een excessieve luxe-leefstijl en een totale onverschilligheid voor de situatie zoals ze in werkelijkheid is.

JVH Staan bij dit alles blank en zwart nog altijd tegenover elkaar? Is er sprake van een omkering van de verhoudingen? Ik denk hierbij aan uw roman Agaat, waarin de zwarte dienstmeid uiteindelijk ‘sterker’ wordt dan de blanke eigenares van de ‘plaas’, de boerderij. Of ook aan De belofte van Damon Galgut, waarin aan het slot de zoon van de huishoudster beweert: ‘Alles wat jij hebt, blanke dame, is al van mij. Ik hoef er niet om te vragen’.

MVN In de kleine, witte, welvarende stedelijke en voorstedelijke niches van Zuid-Afrika merk ik, onwaarschijnlijk genoeg, en vooral door het niemand ontziende lijden teweeggebracht door de covid-pandemie, een wederzijdse welwillendheid tussen zwart en wit. Dat geldt ook voor grote delen van het platteland in de dorpen en op de boerderijen. Gaat men echter bijvoorbeeld een stedelijke college- of universiteitscampus op, zijn de spanningen snel merkbaar. Er zijn duidelijk aanwijsbare processen aan de gang van Afrikanisering, die over het algemeen doorgaan voor ‘rechtstellend’ ten opzichte van historisch onrecht. Volgens sommigen wordt er bijvoorbeeld vaak ‘overgecorrigeerd’ met demografische vertegenwoordiging in het docentenbestand als criterium.

Spoken word-poëzie is nu meer in trek dan literaire romans en poëzie waarin technieken van vervreemding maatgevend zijn en waarin de taal voorop komt te staan. Die worden momenteel vaak afgewezen als zijnde elitair.’

—Marlene van Niekerk

Verder zorgen conflicten over de voertaal voor het onderricht of het studententoelatingsbeleid voor de polarisering van universiteitsgemeenschappen. Deze situatie vertoont veel overeenkomst met het hoogtij van de witte Afrikaner nationalistische hegemonie op universitair vlak. Ik vrees dat de Afrikanistische hegemonie zal kunnen leiden tot intellectuele onderwerping en een inperking van het creatieve elan aan universiteiten. Zelfs progressieve intellectuelen die zich verzetten tegen de druk om zich te conformeren, of zich niet voldoende enthousiast ten gunste van heersende nationalistische denkbeelden uiten, zullen politiek gestigmatiseerd worden, zoals onder het eerdere regime van witte nationalisten. Het gevolg daarvan zal sociale verwerping zijn, en in het ergste geval een blokkering van hun loopbaan. Maar dit keer zullen ze niet afgemaakt worden als ‘volksvreemde’ of verrader van wit suprematistische ideeën, maar als rechtse kolonialistische racist en verrader van de ‘bevrijding’.

JVH Welke rol blijft binnen deze context weggelegd voor de kunstenaar? In De sneeuwslaper schrijf je: ‘fictie biedt ons geen troost meer. De verschrikkingen ontnemen de verhalende verbeelding haar wil, haar wilskracht. Er valt niets meer te verzinnen.’

MVN Genrefictie, autobiografie, onderzoeksjournalistiek, kookboeken en spoken word-poëzie zijn meer in trek nu dan literaire romans en poëzie waarin technieken van vervreemding maatgevend zijn en waarin de taal voorop komt te staan. Die worden momenteel vaak afgewezen als zijnde elitair. Hoe slechter de regering ons land en zijn burgers behandelt en hoe slechter de burgers elkaar behandelen door elkaar te verlinken, te vermoorden, te verkrachten en te beroven, hoe sneller ze beledigd zijn door zogeheten racistische ‘micro-agressie’, provocerende kunstwerken en uitdagende schrijvers. Raar toch! Niemand maakt overigens bezwaar tegen McDonalds…

JVH Wat dan met de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de schrijver?

MVN Mag ik even een vergelijking maken met de muziek? Volgens sommige academici ligt de maatschappelijke verantwoordelijkheid van componisten er tegenwoordig in dat ze hun bronnen horen te zoeken in ‘de muzikale ideolecten van nationaal-georiënteerde groepen’. Voor de schrijvers zou dit kunnen betekenen dat zij zich moeten formeren volgens de traditie van de griot of de praise singer, waarbij vooral luidkeels eer wordt betoond aan het stamhoofd of het staatshoofd onder wiens bescherming hij staat. Voor een dichter is dat geen machtsondervragende rol binnen een moderne democratie maar een machtsbevestigende rol binnen een traditionele gemeenschap. Ik herken er helemaal niets in van mijn eigen schrijverschap. Ik ben geen voorstander van een vervanging van de ene traditie door een andere, maar eerder van openheid, van een vrij en kritisch onderzoekende artistieke sensibiliteit, van een praktijk van onderlinge blootstelling en uitwisseling van vormen. Gehoorzaamheid aan een overheidsvoorschrift van traditionalistische conformiteit, of van een vorm van sociaal realisme? Of van programmatische kunst die sociale cohesie dient? Nee toch! Toch niet nog een keer nadat wij dit al hebben meegemaakt onder de censuurapparaten van het apartheidsregime. Overigens staat de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de schrijver meer ter discussie dan die van schilders of componisten, omdat taal het medium is van de schrijver en niet klank of kleur. De verantwoordelijkheid van de literaire schrijver ligt er volgens mij in de taal uit haar functionele, conventionele en ideologiedragende voegen los te wrikken en haar om te vormen tot materiaal, dat net zoals klank en (verf )kleur in de eerste plaats materiaal is. Schrijvers en dichters hebben de verantwoordelijkheid de taal uit te dagen. Als ze dat doen, tarten ze tegelijkertijd de heersende ideologieën, teneinde de ideologie zichtbaar te maken als ideologie en de verhullende, verdraaiende aard ervan herkenbaar te maken voor de lezer. Overigens is het de verantwoordelijkheid van schrijvers en dichters om op ambachtelijke wijze goede boeken te schrijven en goede gedichten te maken. Dat wil zeggen inhoudelijk en formeel verdichte werken die de lezer het gevoel geven dat, zoals Emily Dickinson ooit zei, ‘ze ijskoud wordt en haar hoofd afgekapt wordt’.

JVH Na Sprokkeltster (1977) en Groenstaar (1983) kwam de bundel Kaar er pas in 2013. Vanwaar die lange periode van ‘dichterlijk zwijgen’?

MVN Het was geen zwijgen, veel van wat ik schreef werd gewoon niet als poëzie aangeboden. Lange stukken in Agaat en Triomf werden in versvorm geschreven en later teruggeplaatst in prozaregels.

‘Het is de verantwoordelijkheid van schrijvers en dichters om op ambachtelijke wijze goede boeken te schrijven en goede gedichten te maken’

—Marlene van Niekerk

JVH ‘Oggend van ’n waterfiskaal’ , het openingsgedicht in Kaar, kwam inderdaad reeds voor in het prozawerk De sneeuwslaper, terwijl in Agaat teksten staan die nauw aanleunen bij het poëtische taalgebruik. In een gesprek dat ik eerder had met Antjie Krog, zei zij: ‘Prozaschrijvers creëren een landschap dat ze moeten overzien, dichters ontginnen een ader van geluid.’ Wat vind jij van deze visie?

MVN Ik denk dat zo’n strikt onderscheid onvruchtbaar is. Dichters creëren ook nieuwe ruimten en landschappen in hun werk, sommigen schrijven bewust romans in versvorm. En prozaschrijvers ontginnen vaak een ader van geluid, ook al declameren ze die niet luidkeels vanaf podia voor een gehoor dat op zoek is naar het exotische. Antjie Krog heeft ook gezegd dat de verbeelding van fictieschrijvers overgewaardeerd wordt. Ik denk dat hier een misverstand bestaat over de aard en de functie van talige kunstwerken. Taal is inherent metaforisch, daarom kunnen wij poëzie schrijven. Wij zijn van meet af aan in verhalen verstrikt, daarom kunnen we fictie produceren. Doordat wij uitgeleverd zijn aan flitsen van bewustzijn, sensaties, vluchtige indrukken, nachtmerries, ongelukken, onverdiende historische voorrechten en fragmenten van overgeleverde wijsheid, zijn we genoodzaakt constant een (voorlopig) gelijkblijvend ‘ik’ te verbeelden en te construeren. Verbeelding is de grond van alle cultuur.

JVH Jonge dichters als Ronelda S. Kamfer en Koleka Putuma geven een stem aan de zwarte gemeenschap…

MVN Het werd hoog tijd. Er is een populaire opleving van poëtische expressie. De poëzie en haar vormen van publicatiemogelijkheden en ook haar kwaliteitsbeoordeling zijn volledig gedemocratiseerd. Iedereen is dichter, iedereen is danser en min of meer alles wordt kwalitatief goed bevonden. ‘Have legs, can danse, have language, can write’. De energie en levenslust van een jeugdige populatie die zich het recht op ongebreidelde expressie toe-eigent zal waarschijnlijk de laatste resten van formalistische normativiteit van de oudere dichters verzwelgen. Waarom ook niet? Life goes on!

JVH In het gedicht ‘Nagwaak vir Andries Tatane, Stellenbosch, Pase 2011’ schrijf je: ‘ek kompenseer deur te skryf / vir die tekorte in my psige, / vir my deurlatendheid, / vir my vatbaarheid vir suggestie / oor die moord op ’n onskuldige swart man.’

MVN Ik denk dat de Zuid-Afrikaanse werkelijkheid, zowel onder het vorige als onder het huidige regime, blijvend kracht uitoefent op kunstenaars. Ze kunnen er niet omheen commentaar te leveren of zich aan interpretaties te wagen, en soms lijdt de poëzie daaronder. Vreemd genoeg durven heel wat dichters veel minder dan bijvoorbeeld de cartoonist Zapiro (Jonathan Shapiro), een briljante kunstenaar die zonder een blad voor de mond te nemen een ophefmakende geschiedenis van Zuid-Afrikaanse schandalen onder beide regimes optekende en die praktijk nooit heeft opgegeven. Satire, die nog af en toe gebruikt werd tijdens de Apartheidsperiode, is nu echter bijna volledig uitgestorven onder schrijvers. Veel Zuid-Afrikanen, ook schrijvers, zijn angstig, woedend, agressief, verbitterd of gedeprimeerd en lijden aan een soort collectief trauma wegens de constante stroom van schokkende gebeurtenissen. Het wringt en schrijnt uiteraard om er ‘kunst’ van te maken en als men dat doet, roept het doorgaans weerstand op. Zo haalde ik mij de gramschap van het Department of Basic Education op de hals met mijn gedicht ‘Mud school’. Ook het toneelstuk Die kortstondige raklewe van Anastasia W., dat ik zag als mijn schreeuw in de straat tegen gewelddaden tegen kinderen, ontlokte verontwaardigde reacties van links en van rechts, vooral omdat ik het niet deed vanuit een stabiele, burgerlijk ingehouden subjectpositie. In 2010 organiseerde ik een soort demonstratie waarbij dichters werden uitgenodigd Allen Ginsbergs beroemde tirade tegen Amerika te herschrijven. Nu, men kan zich afvragen of het altijd goede poëzie was. Of de toestand in het land erdoor verbeterd is? Absoluut niet. Op grond van de statistieken van bevolkingsgroei, werkloosheid en staatsschuld zal vroeg of laat iets in elkaar klappen en dat zal waarschijnlijk gebeuren door een ongeleide, bloedige, chaotische revolutie, met of zonder interventie van de kant van Rusland of China.

‘Ieder mens krijgt een moedertaal mee, men kan het geen dichter kwalijk nemen dat hij teruggrijpt naar zijn eerste taal voor de exploratie van klank en denken en gevoel.’

—Marlene van Niekerk

JVH Kaar bevat ook een reeks sterke liefdesverzen, liefde voor de natuur bijvoorbeeld in de ‘Cederbergsuite’ , of voor de jij, de geliefde. Liefde als tegenwicht?

MVN Een liefdesverhouding biedt troost, veerkracht en hoop in een context waarin dingen naar de verdoemenis lijken te gaan. Het feit van een diepe verbondenheid met een ander is een tegenwicht. Ik wilde er graag een hommage aan brengen.

JVH De bundel is ook, zoals gesuggereerd in de titel ervan, een hommage aan de taal.

MVN Kaar was vooral een oprisping van zorg om een bepaald soort Afrikaans waarin spel, vreemdheid en anderszijn gecultiveerd worden, en waarin een gesprek plaatsvindt met andere literaturen. Ideeën over de natuur, de kunst, filosofie, antropologie en sociologie hielden mij bezig in die periode. In de gedichten resoneren verzen van Leipoldt, Blum, Jensma, Eybers en Stöckenstrom. Ieder mens krijgt een moedertaal mee, men kan het geen dichter kwalijk nemen dat hij teruggrijpt naar zijn eerste taal voor de exploratie van klank en denken en gevoel.

Meer weten over Marlene van Niekerk? In 2016 was ze ook te gast in Poëziecentrum tijdens Poëzie Rendez-Vous. Opnames van die middag vind je op de Vimeo-account van Poëziecentrum.

JVH Aangrijpend zijn dan weer de verzen over de vaderfiguur. In het licht van zijn recente overlijden krijgen die een nog intensere geladenheid.

MVN Mijn vader leed zeventien jaar lang aan dementie. Het was een lang afscheid waarbij ik getuige was van de gestage lekkage van woorden uit het grote woordenboek dat hij voor mij was en is. Hij kon reeds toen hij verward was nog enthousiast reageren op bekende oude Afrikaanse gedichten en op de psalmen van David uit onze oude Bijbelvertaling. Nu ben ik een ‘weesboom’, een verwijzing naar de houten paal die vroeger boven op een wagenvracht koren werd gelegd om die vast te zetten voor de tocht naar de dorsvloer. Dat is een van de vele oude woorden die hij mij ooit als kind leerde.