Onze zintuigen kunnen op verschillende manieren geprikkeld worden. Fotografen doen het met licht, componisten met muzieknoten, dichters met woorden. En Emile Claus streelt onze oogzenuw met zijn virtuoze schildertoetsen. Hij evoceert zo de unieke sfeer en het leven op en rond de Leie. Al van het midden van de 19de eeuw tot op heden is de Leiestreek tussen Gent en Kortrijk de inspiratiebron voor verschillende generaties van kunstenaars.

Zoals onze complexe hersenen associaties maken en daarbij klanken en woorden in beelden omzetten en omgekeerd, zo voeden en versterken kunstdisciplines hier elkaar. In het verleden werden de verschillende kunsten al te vaak als eilanden gezien, terwijl ze elk in hun tijdvak samen deel uitmaken van het culturele leven en er talloze verbanden tussen beide te leggen zijn.

De gevatte woorden van Jo Gisekin zetten de doeken van Claus kracht bij, maar kunnen evengoed autonoom fungeren en zodoende treffende beelden van de Leiestreek oproepen. Haar hele wezen is doordrongen van deze regio; de mensen, planten en dieren in het landschap staan op haar netvlies gebrand.

De poëzie van Gisekin is als ‘culturele endorfine’, een neurotransmitter die ons via onze zenuwbanen meevoert in de richting van dezelfde gelukzaligheid die ons overvalt wanneer we de schilderijen van Claus bekijken.

Wim Lammertijn
Conservator mudel Deinze
Curator Emile Claus. Prins van het luminisme

***

Emile Claus is een dichter, hij beschrijft akkers en weiden, korenvelden en Leiewater met verftoetsen die zinderen, vibreren, smelten en uitvloeien in veeltintige leestekens. Zijn pen davert van de zon in de eindeloosheid van een onbespoten lucht boven boer en kar, boven velden vol bieten en vlas. Jasmijn, rozen en asters ontploffen luidruchtig, het zijn poëtische berichten die hij met hartstocht verstuurt, zoals het vuur op de wangen van kinderen en meisjes tot de gemodelleerde elegantie van zijn eigen vrouw. Het schaduwspel op de welving van haar borst noteert hij met sensuele lust, behaagzucht hunkert in somptueuze zinnen, in gloeiend satijn. Winters in diafaan ochtendlicht, rozig kristallijn in de val van de avond, zijn verzen die schaverdijnen op weemoed van krakende ijslagen. Bij elk seizoen pakt Claus je bij de hand, vanuit zijn landhuis stapt hij langs veld en wegels, langs Leieboorden met wisselend groen, oker of wit.

Wie ruikt, kijkt en voelt zal zijn ravissante Leieland adoreren, dat blinkt in toonaarden van spetterende kleuren en geuren.

Jo Gisekin

***

EXPO: EMILE CLAUS. PRINS VAN HE T LUMINISME
In 2024 is het 100 jaar geleden dat Emile Claus (1849–1924) – de belangrijkste impressionist van België – is overleden. In de tentoonstelling Prins van het luminisme brengt het mudel – Museum van Deinze en de Leiestreek – tientallen topwerken samen. Deze tentoonstelling is te bezichtigen tot en met 26 januari
WIN TICKETS
Poëziecentrum mag 10 duo-tickets wegschenken. Gelieve te reageren voor 31/12/2024 Meer info via de QR-code

***

juli 1900 - Musée des Beaux Arts de Tournai

Portret Mevrouw Claus met bruidskleed

Blinkend zilver glittert langs rug en dij de
lenden ingesnoerd het hoofd in schuine
lijn de ogen traag

het kijken wordt verleiding

niets verzet zich niets daagt uit het is kant die
gloeit in alle draden, hunker smelt in ivoorsatijn

zij is het die hem ontbreekt met serene tred van
verdoken muiltjes de zijden handschoen
wellustig aangereikt na dagen bloot verlangen

behaagzucht breekt uit somptueuze plooien
de vrouw beschikbaar in zijn hoofd: corset en jurk
ballast voor naakte toegang wanneer de adem
schroeit zo na aan hem

het keurslijf afgegooid ravissant het orgelpunt
met ogen dicht

het bruidskleed
Victoriaans in stijl sans gêne op canvas
met weemoed opgeglansd.

1886 - Collectie mudel

Portret van mevrouw Claus

Ze kijkt haar ogen uit de blik op zondagochtend
ze leest hoe bloot de dag ontspint het licht zijn
gouden vezels smijt

contour van neus en kin schuin afgesneden de
hand ternauwernood tot steun

waarop ze wacht is weggebleven tot die ritseling
precies omschreven het hoofd te binnen schiet

geluk ontstaat benoem het niet

blauw en groen omarmt behang en dagelijks het bord
het lichaam zwijgzaam in explosie wat niet ter sprake
komt zoals de borst aanwezig in de jurk
haar schoot belooft nog meer

hoe de rechterarm het gewicht van haar bestaan
in rust verlegt herschikt en achterlaat onwrikbaar
in de ogen van wie kijkt.

juli 1899 - collectie MSK Gent. Langdurige bruikleen Vlaamse Gemeenschap

Zonnige dag

Witte klaarte op witte lakens lumineus
dit ritueel van huiselijkheid, een dag
gemodelleerd en suave ingekleurd

vliesdun licht drapeert contouren broos
als transparant albast

spraakloos slijten ze de wasdag, het gewicht
van arbeid in tenen manden hoofd en armen
beweeglijk in het schaduwspel de hals sensueel
in naakte lijn

geen drift in twee paar handen ze bevoelen poriën
in het weefsel strijken kreukels glad en tederheden
van broeierige nachten

de tuin blijft in zijn vierkant onbewogen, niets
verwachtend dan de zwenk van de zon en een
avond die zich herhaalt nog ver uit het zicht

tast aanminnigheid en kleurig sentiment.

1908 - collectie mudel

De oude tuinman

Het voorportaal wijdopen het zomert in
het witte hemd
het lichaam begloeit de ruimte
de kop gebeeldhouwd op belegen schouders
met alles in het hoofd wildgroei te lijf te gaan

zonlicht kaatst in de nek spiegelt het blauw van
de schort langs gekromde benen, ze kraken
de voeten ondeelbaar op blanke plavuizen

aronskelk margriet zelfs stinzenplanten groeien in
zijn ogen als onstuimig zevenblad, ambachtelijk
houdt hij ze gegijzeld, de tuin in late dagen is zijn
bijeengeharkt geluk

dagelijks berekent hij de draai van de zon
en het vroege verval in de perken
begonia’s vermoeid van al dat bloeien uitgeteld
in de bocht van de arm

klompen doen er even niet toe, een knipoog
in de marge van zijn plantritueel, ze lopen
tuinpaden op en af: muizen in het nauw gedreven

de tuinman schrijft zijn slotakkoord in vaste bedden
niets uit de toon één samenklank van geur en kleur.

juli 1908 - collectie mudel

De dochter van de hovenier

Zoveel onuitspreekbaarheid in het blauw van de
ogen, de eigen schittering is haar onbekend
ze keert de rug naar waaiende rozen de
gebogen pergola, hij kadert jasmijnen die
purperen in vele gedaanten

haar blik modest in de zijne: bedreven met penseel
heeft hij haar oude vader op het podium gezet een
steenworp ver van begonia’s voor vandaag
naar morgen

de zon schrijft vuur op haar wangen, in de mond
verzamelt ze klanken van hartstocht en gedempte
verlangens sereen voor latere dagen

haar hoed licht als lucht een damasten scherm
gemodelleerd tegen hitte en humeurige winden
elk seizoen leert ze vanbuiten

gewichtloos vermomt zich de zomer in het
frêle van haar schouders

smeltend pastel: zo vloeit ze uit in geuren.

1908 - collectie mudel

De asters

Blauw in wemelend licht een hoeve trots
op haar schildersbestaan met kamers in
gulzige klaarte: ze laaien herinneringen op

asters op het podium hemelsbreed in de verf
pastelroze ultramarijn poederblauw schrijden
als deftige wandelaars: ze ademen status uit

asters zo diepblauw aangekleed je hoort ze
bewegen bevallig als dames op feestelijke
pumps, ze houden verleidelijk je blik in de gaten

schaamteloos uitgekleed in de holste winter:
schaarse stelten met sleet aan de knieën

kleurig gezelschap voor wie ze verzamelt
desnoods geknakt in hun jongste bloei

gekonterfeit op schildersdoek
onsterfelijk superieur

ik zeg het luid.

1890 - collectie mudel

De bietenoogst

Grauwte zeilt door de lucht mist versmoort de einder
in de armen van de bocht vlucht de Leie

het veld kleurt gulzig okerrijp en mauve in uitloop
bietenrooiers in eenklank met aarde zoeken hun draai
de ruggen verweven geen verfstreep uit elkaar

spaden als snijdende spiegels de handen gesmeerd de
ogen scherp hier wordt orde op zaken gesteld

één steek en de biet sneuvelt in haar herfstig bestaan
een kaalslag op de kop: de wonde gaapt, de groeze
verzuurt in het hart

vorst sluipt in de klompen vingers verbijten het koudzeer
in de mond, de drift in het lijf raakt uit balans zie hoe
blootgeschoren de akker verkwijnt

dit is het moment om het schootsvel af te rukken
elkaar met een lauwerkrans te pinten: zoveel arbeid
met precisie gestapeld

koe en kar in het gareel tot de laatste steen te gaan
de zoete bestemming in het vizier.

1905 - collectie Museum Dhondt-Dhaenens

Zonnegloed

Verzuip niet in de gloed van kolkende kleuren met
hemelsbreed het aura van bloeiend licht

kijk hoe vuurpijlen te pletter storten op het scherp
van de dag, speurbaar achter vers geschoren gras

gensters in blauw en paars en veeltintig geel spatten
uit de lijst, natrillend in de lens van ieders wakker oog

geen kleurrijker explosie geen luidruchtiger zon
in lichterlaaie verhit ze het koudste lijf

verschroeide zomers op canvas: ogenlust
te kijk gesteld.

1890-1891 - collectie Museum voor Schone Kunsten Gent

IJsvogels

Onverkaveld ligt het ijs zilverspiegel gladgeveegd
diafaan het licht of eerder rozig kristallijn

en zij
gloeiend op weg naar dagelijkse rituelen het
gewicht van de vorst onder de arm de ijsstoel
gekanteld op de heup

superieur zoveel blote Leie na spel en huidzeer

hoe voorspelbaar nu de stilte snijdend als vers
gebroken geluk met niets om het lijf dan vrieskou
en een wind die klappertandt in de glooiing van het
vergezicht

ijsvogels met de hartslag van stoeiende veulens
hadden hun sporen in de verglazing geëtst, nu
ternauwernood zichtbaar dit schilferig patroon
smeltensgereed en zonder mededogen

duisternis tot in de ochtend met schots
en scheef nieuwe breuklijnen op glad ijs.

ca. 1912-1913 - collectie Museum voor Schone Kunsten Gent

Zelfportret

Leiewater vloeit zijn ogen uit
koeien tekenen zich af langs oevers
gevlekte huiden op groen in tegenlicht

hij staat op scherp, de hoed in kleur geschreven
penseel en vingers samenspelend op ruw canvas
de horizon slijt uren gedeisder dan ooit

zoals
de tuinman en de dochter de vrouw in de glooiing
van de borst nooit van tederheid verstoken met
muiltjes wit satijn ze trotseren een eeuwigheid en
hooguit enkele ongeregeldheden

de minnaar in al zijn poriën breekt uit waanzinnig
hoe geur en kleur licht laten purperen over bieten
en vlas het trilt in mijn oor

asters te kijk begonia’s jasmijn en vechthanen in
duel nooit eerder zo broeierig binnen bereik

op zondagochtend damp boven weiden
het tastbaarste geluk diafaan als glas
uitgeschilderd.