Iedere poëzielezer kent regels, strofen of gedichten van buiten die zich ooit in het geheugen hebben genesteld en daar willen blijven, op voorwaarde dat ze eens in de zoveel tijd uitgesproken mogen worden. ‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen’, ‘Zij zingt, zij tilt een knie, door stoom omstuwd’, ‘Telkens moet ik van je houden’, ‘Mijn moeder is mijn naam vergeten’ en ‘Ik ben niet, ik ben niet dan in uw aarde’ laten zich, eenmaal gehoord of gelezen, niet meer uit je systeem verwijderen, en ‘alles van waarde is weerloos’ heeft zich, ook al is het niet waar, zelfs ontwikkeld tot lijfspreuk van zowel bankdirecteuren als welzijnswerkers. Nee, ik ga niet vertellen wie deze regels hebben geschreven, je wordt geacht het te weten en anders zoek je het maar stilletjes op.

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.