Als we kinderen en jongeren aan het lezen willen krijgen, kunnen we hun maar beter rijke teksten aanbieden. Dat wil zeggen: authentieke teksten, die goed geschreven zijn, aansluiten bij de leefwereld van jonge lezers en prikkelende vragen oproepen. Rijke teksten doen lezers dieper nadenken over taal en over de wereld.
De laatste jaren is er in het onderwijs steeds meer aandacht gekomen voor het belang van rijke teksten. Onderzoek heeft immers aangetoond dat het voor de ontwikkeling van leesvaardigheid én leesplezier van groot belang is om in de klas met authentieke, kwaliteitsvolle en uitdagende teksten aan de slag te gaan. Dat geldt niet alleen voor sterke lezers, maar juist ook voor leerlingen voor wie lezen soms een uitdaging is. In de adviesnota Een leesoffensief voor Vlaanderen (2021) wordt er dan ook met nadruk voor gepleit om in het (lees)onderwijs volop met rijke teksten te werken. Om leraren te inspireren om in hun lessen zulke teksten te gebruiken, lanceerde de Taalunie in 2022 een website die hier volledig op is gericht: www.rijketeksten.org. De website verzamelt voorbeelden van rijke teksten en reikt tegelijkertijd een aantal strategieën aan om rijk leesonderwijs vorm te geven. Stel prikkelende vragen, bied teksten aan in thematische sets en stimuleer interactie: het is een greep uit de strategieën die je als leerkracht kunt toepassen om het leesonderwijs te verrijken.
RIJKE GEDICHTEN
Om dit rijke leesonderwijs vorm te geven, is poëzie uitstekend geschikt. Gedichten nodigen uit tot diep lezen. Ze verkennen alle kanten en gaatjes van de taal en komen soms verrassend uit de hoek. Omdat gedichten bovendien meestal erg kort zijn, kunnen leraren en hun leerlingen ruim de tijd nemen om ze verschillende keren te lezen en daarbij elk woord goed tot zich te laten doordringen. Geen enkel woord in een gedicht staat er toevallig. En net dat maakt poëzie zo geschikt voor een diepe, rijke leeservaring.
De Poëziesterren, het poëtisch-didactische traject dat CANON Cultuurcel en Poëziecentrum samen hebben ontwikkeld, biedt interessante aanknopingspunten voor leraren die in de klas aan de slag willen gaan met poëzie. ‘Poëzie,’ zo stellen coördinatoren Carl De Strycker en Dirk Terryn, ‘is het genre bij uitstek waarin taal zich in haar speelsheid toont in plaats van louter functioneel. Poëzie is het leven voelen zinderen met al je zintuigen. Poëzie is hartslag, ritme, muziek. In gedichten vind je woorden die licht geven.’
De Poëziesterren is een tweejaarlijks initiatief dat kinderen en jongeren warm wil maken voor de hedendaagse Nederlandstalige poëzie. De werking rond de Poëziesterren richtte zich eerst uitsluitend op het basisonderwijs, maar werd in 2021 uitgebreid naar de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs.
Het project combineert een poëzieprijs met een uitgebreid didactisch traject. Uit alle gedichten die in 2021 en 2022 in Nederland en Vlaanderen verschenen zijn, maakte een vierkoppige jury een selectie van 48 gedichten. De geselecteerde gedichten werden daarna bekeken door een didactische werkgroep die een shortlist opstelde van vijf gedichten per graad. De deelnemende klassen bogen zich gedurende een week over de vijf gedichten en verkozen hun favoriet. In totaal stemden meer dan 35.000 leerlingen uit Vlaanderen en Brussel mee.
De gedichten die de meeste stemmen behaalden, werden bekroond met een Poëziester, een animatiefilmpje en een geïllustreerde poster. Er werden daarnaast ook lesbrieven en didactische tips opgesteld, zodat leerkrachten met de winnende gedachten aan de slag kunnen in de klas. En in september verscheen de bloemlezing Dingen die licht geven met de beste gedichten uit deze editie. Die bloemlezing is een schatkist aan rijke teksten om mee aan de slag te gaan in het literatuuronderwijs.
DINGEN DIE LICHT GEVEN
Dingen die licht geven verzamelt 35 gedichten die in 2023 meedongen naar de Poëziesterren voor de eerste en tweede graad secundair onderwijs. De titel van de bundel is ontleend aan Eveline Agapes gedicht ‘Alsof’, dat de poëziester voor de tweede graad in de wacht sleepte:
Alsof iemand plots
Op een lichtschakelaar heeft geduwd
Zo ineens is het donker
Je weet dat het komt
En toch verbaast het je
Mijn hoofd en de wintermaanden zijn daarin hetzelfde
Ik denk dat het geheim is
Blijven zoeken naar dingen
Die licht geven.
Het gedicht van Agape leent zich er uitstekend toe om aan de slag te gaan in de klas. Het is rijk in beeld- en metafoorgebruik en werkt toe naar een prikkelende en herkenbare pointe. Immers: wat zijn dan die dingen die licht geven als het donker wordt in je hoofd? Misschien – zo lijkt deze bundel te suggereren – ligt die schitterende troost wel in de poëzie.
Dingen die licht geven bevat overigens wel meer gedichten die over voor jonge mensen erg herkenbare thema’s gaan zoals troost, opgroeien en mentale gezondheid. Zo is er bijvoorbeeld het fragiele gedicht ‘Kinderkleuren’ van Sara Eelen. Of Siel Verhannemans ‘Want dan gebeuren geen erge dingen’. Troostrijk is ook de aanhef van Erik van Os’ gedicht ‘Voicemail’: ‘Ik ben op dit moment niet in de gelegenheid / gelukkig te zijn. Probeer het later nog eens. // Of spreek een schouderklopje in’.
Opvallend is dat veel gedichten in de bundel de poëzie opzoeken in het alledaagse. Grote gevoelens worden aangeboord via kleine, herkenbare beelden. Het gedicht ‘FYI’ van Bianco Boer opent bijvoorbeeld even treffend als tragisch met de zin ‘er zijn katten die meer volgers hebben dan ik’. En ook het gedicht ‘Twee rozijntjes’, dat door de leerlingen uit de eerste graad met een poëziester werd bekroond, is een prachtig voorbeeld van dit soort alledaagse poëzie:
Jullie hoeven niks te zeggen
aan een blik heb je genoeg.
Je geeft het juiste antwoord
nog voor de ander jou iets vroeg.
Ooit samen als twee druiven
lekker strak in jullie vel,
nu twee rozijntjes in een doosje
met hier en daar een lel.
Alles van elkaar gezien,
al menig storm doorstaan,
twee gewelde rozijntjes,
de liefste die er bestaan.
TWEE KAMERS WAARIN TAAL PRAAT MET ZICHZELF
Deze bloemlezing verzamelt een kleine schat aan jeugdpoëzie vol originele metaforen en rake beelden. Sterk is vooral dat de doelgroep door deze bundel op geen enkele manier wordt betutteld of onderschat. Het genre ‘jeugdpoëzie’ wordt in deze bundel expliciet opgevat als alle gedichten die jongeren kunnen aanspreken – en dus niet als een aanduiding voor hun moeilijkheidsgraad.
De gedichten zoeken hun jonge publiek op in herkenbare en authentieke observaties, eerder dan in vereenvoudigde taal. Ze zijn dus ‘rijk’, zowel in woord- als beeldgebruik. En juist dat maakt deze bundel zo dankbaar om mee te werken in de klas: deze gedichten prikkelen en inspireren, maar laten zich bijna nooit reduceren tot een samenvatting of parafrase. En precies daarom geef ik het laatste woord het liefst aan de poëzie zelf. Meer bepaald aan Ingmar Heytze en zijn heerlijke gedicht ‘Ik heb het tegen jou’:
Ik leef in een wereld vol zaken
die confetti maken van mijn aandacht:
kliko’s, kinderen, kleurstalen.
Alles los ik op, de godganse dag
los ik op zoals regen zich vermengt
met alle dingen waar ze op en in valt,
zo vermoeiend dat ze valt en valt
en vallen blijft.
Poëzie werkt anders. Het gaat erom,
denk ik steeds vaker, dat iets buiten ons
het woord krijgt, dat wij – ik heb het tegen jou –
twee kamers zijn waar taal praat met zichzelf.
Elk woord dat ik er verder over schrijf
is al te veel, te lullig. Iemand die maakte
dat hij wegkwam, dat is poëzie.
Het hoofd op tafel begon te zingen.
Zo had ik dit gedicht willen beginnen.