Katelijne van der Hallen heeft zich in wat nu ongeveer een periode van een halve eeuw dichterschap markeert, een heel persoonlijke vormen- en beeldentaal eigen gemaakt, die in haar nieuwe bundel Vlinderlicht weer ten volle tot haar recht komt. In haar minimalistisch overkomende verzen, die binnen een doordachte strofeopbouw en met weglating van alle overbodigheden (titels bij de gedichten, hoofdletters, leestekens worden geweerd) hun plaats komen opeisen binnen elk apart gedicht, laat ze de woorden, waar mogelijk, spreken: ‘niet gezongen / zelfs onuitgesproken / op de bodem liggen // machteloos en / duisterdiep // al deze woorden.’

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.