Vanaf zijn debuut voert Ad Zuiderent graag onrustige, spoorzoekende figuren op, bij voorkeur in gedichten die door een aanleiding van buitenaf zijn ingegeven. Het betreft een aspect waar hij zelf weleens op wijst, bijvoorbeeld in de bundel Jij als geen ander (2000), die met een uitvoerige ‘verantwoording’ besluit: ‘Ieder gedicht is een gedicht in opdracht. [...] Daarbij maakt het niet uit wie de eerste opdrachtgever is, de dichter zelf of een ander. In alle gevallen gaat het erom dat de dichter zijn opdracht uitvoert door de aanleiding te vergeten’. Dat Zuiderent zich uitdrukkelijk laat kennen als iemand die (zelf)bewust ‘in opdracht’ schrijft, is in ieder geval een wezenlijk poëticaal facet van zijn dichterschap. Daarvan getuigen niet alleen de meeste gedichten van voornoemde bundel, maar ook eerdere bundels als Op het droge (1988) en latere bundels als Fietser naar niets (2004) en We konden alle kanten op (2011).

Dit artikel is enkel voor abonnees

Om verder te lezen op poeziekrant.be: