Het slotgedicht ‘De terugkeer’ van PETER MANGEL SCHOTS’ debuut We zijn er nog allemaal (2016) evoceert een soort imaginaire terugreis van de menselijke soort naar een ons onbekend aangrijpingspunt. Maar de openingsverzen van het gedicht zijn op zijn minst even interessant: ‘Misschien gaan we helemaal nergens naartoe / schrokken onze stappen de terugweg al op / hongerig als we zijn naar richting en doel’. Of Mangel Schots toen al wist dat die gedachte hem zou inspireren tot een volgende bundel, lijkt me twijfelachtig, maar Synchroonliefde knoopt er wel aardig bij aan. Twee, telkens uit vijf strofische gedichten opgetrokken reeksen dragen de titel ‘Eldersheen’ en dat klinkt toch als een echo of ontkenning van ‘helemaal nergens naartoe’. Meteen is gezegd dat beide bundels alleen al daardoor naar elkaar knipogen.
Dit artikel is enkel voor abonnees
Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.