In ‘Levensles voor een dichter’, het op een na laatste gedicht in haar bundel Meestal zijn we aardig, noteert Hilde Devoghel laconiek: ‘een mens denkt elke dag een zee van 50.000 gedachten’. Daarin enige ordening aanbrengen kan op zich al een verantwoording zijn voor het schrijven van poëzie. De vraag die verder in dit gedicht wordt gesteld, namelijk: ‘hoe je oefent in zijn’, wordt in de bundel vanuit een brede invalshoek benaderd: niet alleen wat mensen vormt komt aan bod, maar ook de emoties die de relatie met de partner, de ouder, anderen in de omgeving bepalen.

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.