Het omslag van Begrijp me niet te vroeg, de nieuwe bundel van Wiel Kusters (1947), toont ‘Titus aan de lezenaar’, misschien wel het intiemste schilderij van Rembrandt, dat hij maakte van zijn veertienjarige zoon. Je kunt hem bijna aanraken en toch is hij daar zo in gedachten verzonken dat de toeschouwer alleen maar kan raden en reikhalzen. Deze paradoxale intimiteit kenmerkt ook het werk van Kusters. Zijn raadsels zijn zo onverdraaglijk nabij dat zij het verlangen in de lezer doen schrijnen.

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.