Loopgravenonderbreking van Sarah Wagemans begint met een oproep aan een anonieme ge-figuur, die in bijna elk gedicht van de bundel opduikt. Een oproep die voor meer dan één lezing vatbaar is en onder meer dit beeld ontvouwt: ‘trek mijn plooien recht / zo af en toe / stof mij wat af / geef mij wat licht en water / zodat mijn hart / niet slap gaat hangen’. Spontaan denk je aan een plant, maar ‘mij/mijn’ zou ook kunnen verwijzen naar een weerloos mens, een verloren voorwerp of het ingeslapen gevoel voor recht. Die laatste interpretatie komt in de buurt van de maatschappelijke bewogenheid van de gedichten.
Dit artikel is enkel voor abonnees
Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.