Wie als dichter naar de wereld kijkt vanuit een niet-antropomorf of klein perspectief, creëert kritische distantie. In Onbehandeld het mooist, het opmerkelijke debuut van Ludwig Van de Voorde (1967), gaat het bijvoorbeeld om stemloze dieren (een kever, gebraden kalkoen, zoemende bij, verongelukte windhond, lepe vos), rijzend deeg of aangespoeld wrakhout. Maar ook om schuldeloze schoolkinderen, dementerende (groot)ouders of iemand die zich defaitistisch bij ‘de bestaande orde’ neerlegt.
Dit artikel is enkel voor abonnees
Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.