Leo Drieghe vestigde zich op jonge leeftijd als zelfstandig drukker in zijn geboortedorp Wetteren. Het werd al snel duidelijk dat Leo zich niet zou beperken tot het drukken van doodsprentjes en reclamefolders. De kleine handel in papierwaren net naast de drukkerij bouwde hij al snel uit tot een eigenzinnige boekhandel en ook met het drukwerk zelf begon hij danig te experimenteren. Dat wist de belangstelling op te wekken van de jonge Roland Jooris, van wie de eerste twee dichtbundels ‘in eigen beheer’ bij Drieghe gedrukt werden: Gitaar (1956), met illustraties van Jef Wauters, en Bluebird (1957). Kort daarna volgen ook de bundels Palet van Jef Wauters en Zeventien hutten (1957) van Werner Verstraeten. Het is de start van een hele reeks publicaties bij drukkerij Drieghe, waaronder ook vier bundels van Leo zelf: Tussentijds (1959), De violen van gelukkige armoede (s.d.), De verliefde dwaas (1972) en Deze gedichten komen nooit meer terug (postuum, 1973).
Dit artikel is enkel voor abonnees
Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.