Ik herinner me niet precies wanneer ik ‘De tuin man en de dood’ van P.N. van Eyck (1887–1954) voor het eerst las, maar het was ongetwijfeld ergens in mijn tienertijd. Het gedicht sprak me onmiddellijk aan. Het deterministische, enigszins fatalistische mens- en wereldbeeld prikkelde mijn verbeelding. We weten dat we vroeg of laat tegen de dood aanlopen. Behalve de transhumanisten legt iedereen zich daar gedwee bij neer. Maar het precieze tijdstip van ons heengaan is een heel andere kwestie. Van Eycks personificatie van de dood geeft ons een slag in het gezicht. Dat gebeurtenissen onontkoombaar zijn, druist radicaal in tegen het sterke gevoel van vrijheid dat we hebben. Maar als we er wat dieper over nadenken, dringt het zich onvermijdelijk aan ons op: alles in het heden vloeide noodzakelijk uit het verleden voort. Zo dus ligt ook de toekomst vast. Dat vergt wat nadere toelichting.

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.