Paul Valéry noemt in Rhumbs (1926) het gedicht ‘cette hésitation prolongée entre le son et le sens’: ‘deze aanhoudende aarzeling tussen klank en betekenis’ (fraaier vertaald: ‘deze voortdurende weifeling tussen zang en zin’). De oorspronkelijke combinatie met zang en muziek verklaart waarom klank en ritme in poëzie nog steeds een grotere rol spelen dan in proza. Tot in de negentiende eeuw was het declameren (‘uitgalmen’) van poëzie gebruikelijk. Vandaag is poëzie vooral boekpoëzie die alleen voor het inwendige oor klinkt.

Dit artikel is enkel voor abonnees

Meld je aan als abonnee of abonneer je om verder te lezen op poeziekrant.be.