In Poëziekrant 3, 2003 verscheen een recensie van de hand van Dirk De Schutter van het boek Koude Oorlogsbuit. Totalitarisme - over Stalin, archieven en Hannah Arendt van Charles Ducal. In onderstaande tekst reageert Charles Ducal op de recensie en geeft Dirk De Schutter een weerwoord op die reactie.

Reactie Charles Ducal:

Quod erat demonstrandum

Volgens Dirk De Schutter (in zijn bespreking in Poëziekrant 2023/3) voer ik in Koude Oorlogsbuit ‘een heel merkwaardige denkbeweging uit’. Ducal ‘ontkent niet dat de Sovjet-Unie tijdens de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw zwaar geleden heeft onder aanhoudende repressie en terreur, maar hij weigert Stalin als eindverantwoordelijke aan te duiden.’ Dat is volgens hem de centrale stelling van mijn boek.

Op bladzijde 55 van mijn boek beschrijf ik het ontstellend gebrek aan socialistische wettelijkheid tijdens de Grote Terreur in 1937-1938, het stuitende van de willekeur waarmee overal te lande organen van snelrecht iedere vorm van individuele rechtszekerheid aan hun laars lapten. De alinea eindigt met: ‘De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in laatste instantie bij de top in Moskou en daar in de eerste plaats bij Stalin.’ En op bladzijde 82, waar het gaat over de vraag of het hoofd van de geheime politie (Jezjov) mogelijk vanuit een eigen politieke agenda de terreur liet ontsporen tot een krankzinnige heksenjacht, besluit ik: ‘Pleit dat Stalin dan vrij? Uiteraard niet. Het doet natuurlijk wel iets af van zijn veronderstelde monsterachtigheid, maar het vermindert niet zijn verantwoordelijkheid’.

Als mijn hersenen nog enigszins normaal functioneren, is dat precies het omgekeerde van wat De Schutter beweert. De titel ‘Vrijspraak voor Stalin’ boven zijn stuk is op zijn zachtst gezegd misleidend en intellectueel oneerlijk.

Wat De Schutter in mijn boek vooral dwarszit is mijn bespreking van Hannah Arendt. Hij geeft de lezer de indruk alsof ik haar volledig misken als humaan en moreel bewogen filosofe. Vreemd is dat aangezien ik in de inleiding van mijn boek net op Arendt steun om de ideale vorm van democratie te schetsen, op basis nog wel van een door mij zeer gewaardeerd boek van … Dirk De Schutter en Remi Peeters. En in mijn epiloog schrijf ik: ‘Er gaat van haar werk iets bemoedigends uit, ik vind geen beter woord, in moreel en ethisch opzicht. […] Voor wie voorbij de ideologische lading annex historische onjuistheden kijkt, werpt haar werk een verhelderend licht op “totalitaire” tendensen in onze westerse samenleving.’

Ik ben het intussen gewoon: ook de recensie van De Schutter gaat niet over mijn boek, maar over zijn ideologische vertekening ervan. Hij kan dat rustig doen, want hij heeft de communis opinio op zijn hand. Dus hoeft hij niet in te gaan op argumenten, kan hij alle nuances wegvegen, al mijn bronnen negeren op één makkelijk verdacht te maken uitzondering na, het betoog in mijn boek typeren met handige adjectieven (‘idiosyncratisch’, ‘reductionistisch marxistisch’) en de inhoud van mijn boek reduceren op maat van de stok waarmee hij wil slaan.  

De Schutter kent Arendt ongetwijfeld veel beter dan ik. Wat ik over haar beweer beperkt zich uiteraard tot de werken die ik in mijn boek bespreek. Die zijn, daar kan ook de grootste Arendtkenner niet omheen, veeleer ideologische constructies dan wetenschappelijke analyses. De Schutter wil doen uitschijnen dat Arendts theorie over totalitarisme aansluit bij het beeld dat historici de laatste decennia over de machtsverhoudingen in de Sovjet-Unie op basis van archiefstudie hebben bijgesteld. ‘Vreemd genoeg beweert Arendt precies hetzelfde’, schrijft hij. Dat is behoorlijk misleidend. Arendt ziet de machtstructuur in de Sovjet-Unie als een strikt hiërarchische piramide met de massa als louter passief element, gekneed door propaganda en geïntimideerd door constante terreur. Het totalitaire paradigma dus. De Amerikaanse revisionistische school van haar kant heeft met haar onderzoek duidelijk gemaakt dat het beeld veel genuanceerder is, Stalin niet de macht had die het paradigma hem toeschrijft, machtsconflicten en initiatieven op lokaal vlak een grote rol speelden, het centrum de controle over wat er gebeurde meer dan eens verloor en veel van wat er gebeurde een complexere verklaringsgrond heeft dan de wil van Stalin.

Zelf een leek in de materie ben ik in zekere zin niet meer dan een go between tussen deze historici en de lezer van mijn boek. Mijn beschrijving van de Grote Terreur, de hongersnood, de Goelag enzovoort komt niet uit mijn hersenpan, maar is een synthese van wat archiefonderzoek heeft opgeleverd. In plaats van het proces van mijn ideologische verstoktheid te maken, moet men ofwel weerleggen wat Getty, Viola, Furr, Thurston, Roberts en anderen in hun publicaties van de laatste decennia betogen, ofwel aantonen dat ik deze auteurs verkeerd voorstel. Het is bijvoorbeeld niet mijn reductionistisch marxisme, zoals De Schutter schrijft, dat mij naar de hongersnood van 1932-1933 doet kijken, maar het werk van Davies & Wheatcroft en Mark Tauger, allesbehalve marxisten. Zij hebben bewezen, op basis van archiefmateriaal, dat de hongersnood niet gewild was en de leiding zich wel degelijk inzette om hem te bestrijden. Mark Tauger was nota bene een van de experten die werden geraadpleegd in verband met de Holodomorresoluties van zowel het Vlaams als het Federaal Parlement. Zijn advies werd genegeerd.

Van alle namen hierboven ontmoet u er in de tekst van De Schutter maar één, namelijk Grover Furr. Ik durf veronderstellen dat Google de informatiebron was om hem weg te zetten als negationist of denialist. Het soort lui dat je best mijdt, zoals De Schutter van Cicero heeft geleerd, ‘een kwestie van humanitas of beschaving’. Dat is goedkoop en louter een gezagsargument. Dat Furr de hongersnood van 1932-1933 afdoet als een schijnvertoning, klopt alvast niet met de inhoud van zijn werk. Vooral in Blood Lies, een kritiek op Timothy Snyders Bloodlands, bespreekt hij uitgebreid de hongersnood aan de hand van Davies & Wheatcroft en Mark Tauger, en staat hij op het standpunt van die laatste, een expert dus. Furr kent het archiefmateriaal zeer goed, vaak bij de bron, en wie hem leest zal merken dat hij, ondanks zijn ideologisch standpunt, correcter en transparanter tewerkgaat dan veel geprezen auteurs als Timothy Snyder en Anne Applebaum, van wie het werk aantoonbaar rammelt door selectief gebruik van bronnen, ideologisch bijkleuren en zelfs manifeste onwaarheden. Maar op hen is Cicero natuurlijk niet van toepassing.

Arendt ligt De Schutter nauw aan het hart en dat begrijp ik. Het feit dat zij voor zovele geëngageerde mensen een inspiratiebron is, bewijst hoe belangrijk haar denken is. Van de andere kant heeft het geen zin te verdedigen wat al lang achterhaald is. Of ‘haar visie op het stalinisme niet deugt, is weer een andere kwestie’, schrijft De Schutter. Alsof daar nog enige discussie over kan bestaan. Totalitarisme is een hallucinante verbeelding van een bezorgde denker, geen wetenschappelijk onderbouwde visie op een concrete realiteit. De Sovjet-Unie die zij beschrijft als een woestenij van totale onmenselijkheid heeft nooit bestaan. Het heeft ook geen zin haar progressiever voor te stellen dan ze was. Haar opvattingen over de koloniale geschiedenis en de slavernij in Imperialisme zijn sterk gekleurd door haar onbewust ‘cultureel archief’ (om met Gloria Wekker te spreken) en schuren soms dicht tegen het racisme aan. Haar verheerlijking van de Amerikaanse revolutie in Over revolutie maakt ook duidelijk dat in haar ‘politieke ruimte van vrije en gelijke burgers’ geen plaats is voor de strijd tegen armoede en sociaal onrecht.

Er staan ongetwijfeld fouten in mijn boek en die wil ik graag corrigeren als iemand er mij concreet op wijst. Tot dusver lees ik in recensies vooral hoe terecht dat ene woord er staat: de titel. De buit wordt goed bewaakt.

 ***********

Weerwoord Dirk De Schutter

Antwoord aan Charles Ducal

‘Pleit dat Stalin dan vrij? Uiteraard niet. Het doet natuurlijk wel iets af van zijn veronderstelde monsterachtigheid, maar het vermindert niet zijn verantwoordelijkheid’. Dat schrijft Ducal inderdaad op pagina 82 van zijn boek. Mijn probleem is dat ik die zin, en het onderscheid dat er gemaakt wordt, niet begrijp. Stalin is geen monster, hij is verantwoordelijk voor de dood van honderdduizenden mensen. Intussen herhaalt Ducal vanaf de eerste bladzijden van zijn boek dat al wie de eindverantwoordelijkheid van de terreur bij Stalin legt, het verkeerd voor heeft.

Het spreekt vanzelf dat een gigantisch systeem van terreur op de medewerking van duizenden moet en kan rekenen. Nogmaals: dat staat ook bij Arendt te lezen – in de tweede alinea van Totalitarisme. ‘Hannah Arendt ziet de machtstructuur in de Sovjet-Unie als een strikt hiërarchische piramide met de massa als louter passief element’, schrijft Ducal in zijn weerwoord. Neen, om te beginnen is het geen machtstructuur, maar een structuur van heerschappij en terreur – en een van de wezenlijke dingen die Arendt ons leert is dat er een groot verschil is tussen macht en heerschappij. Bovendien legt ze uit dat een totalitair systeem niet gebouwd is zoals een strikt hiërarchische piramide, maar een ui-structuur vertoont: de leider staat niet boven, maar binnen, omringd door vele soorten medewerkers. Dat is volgens haar ook de reden waarom de totalitaire leider door de massa gezien kan worden als ‘een vader(tje)’ (of in nazi-Duitsland als een Heiland).

Dat zijn alvast fouten in het boek van Ducal. En ja, daar heb ik mij aan geërgerd. Vandaag laat iedereen Arendt opdraven, want zij behoort inderdaad tot de communis opinio, maar al te vaak draaft ze op in een onherkenbare gedaante. Arendt een anti-communiste? Dat blijkt in elk geval niet uit haar kritiek op het McCarthyisme en op de oorlog in Zuidoost-Azië. Overigens: het stalinisme heeft volgens haar weinig met communisme, laat staan met marxisme te maken. Politiek gaat voor haar over vrijheid en mag dus niet beperkt worden tot een strijd tegen sociaal onrecht. En wie van oordeel is dat ‘er van haar iets bemoedigends uitgaat’, zou ook beter die les leren.